Anne Eekhout (1981) schreef tot nog toe uitsluitend 'pure fictie', zoals ze het zelf noemt, verhalen die volledig aan de verbeelding zijn ontsproten: over een groep studenten van wie er een zelfmoord wil plegen (Dogma), over een eenzame gevangene met waanbeelden (Op een nacht), over een jongetje dat de planeet moet redden (Nicolas en de verdwijning van de wereld).
Sterke, goed ontvangen romans, maar het succes van haar vierde boek is nu al ongekend: de historische roman Mary was vorige maand dé Nederlandse hit op de boekenbeurs in Frankfurt. Het boek zal onder meer verschijnen in de VS, het Verenigd Koninkrijk en Italië.
Dit keer geen pure fictie dus, maar een roman gestoeld op feiten. Véél feiten, want het leven van Mary Shelley (1797-1851) is tot in detail vastgelegd. De schepper van Frankenstein liet brieven en dagboeken na, talloze biografieën zijn er al aan haar gewijd (zoals in 2018 nog het uitstekende In Search of Mary Shelley van Fiona Sampson).
Niet alleen haar levensverhaal - dochter van de vroege feminist Mary Wollstonecraft, succesvolle vrouw in een mannenwereld - doet het nog altijd goed in de 21ste eeuw.
Ook haar beroemde gothic novel behoeft twee eeuwen na verschijning nauwelijks toelichting, mede dankzij de vele adaptaties in film en literatuur. Het verhaal van de wetenschapper die dode materie tot leven wekt en per ongeluk een monster creëert, sluit naadloos aan op grote thema's uit onze tijd (kunstmatige intelligentie! de maakbaarheid van het bestaan!).
Al bijna net zo bekend is het verhaal van de zomer waarin Mary Shelley aan het schrijven raakte - een van de twee verhaallijnen bij Eekhout (en trouwens ook in de roman Frankusstein van Jeanette Winterson uit 2019, en in de film Mary Shelley uit het jaar daarvoor). In 1816 waren Mary, haar latere man Percy, haar stiefzus Claire en de arts John Polidori te gast bij de dichter Lord Byron aan het meer van Genève in Zwitserland. Door het aanhoudende slechte weer bracht het gezelschap veel tijd door rond het haardvuur, waar het plan ontstond om griezelverhalen te schrijven, die ze elkaar dan konden voorlezen. Daar kwam weinig van terecht, maar het bracht Mary wel op een idee. Krap een jaar later voltooide ze Frankenstein - The Modern Prometheus.
Eekhout beschrijft met veel inlevingsvermogen hoe de jonge vrouw - ze was pas 19 - zich in dit gezelschap staande probeert te houden. Percy duikt geregeld het bed in met Claire en is een fervent voorstander van de vrije liefde. Mary in theorie ook, maar eigenlijk wil ze alleen hem, haar 'lieve elf, haar onzekere, mopperige, geweldige dichter'.
Ze worstelt ook met haar intellectuele rol in het gezelschap. Zo heeft Mary tijdens een boottochtje soms de neiging iets bij te dragen aan het gesprek, 'maar steeds als ze iets wil zeggen, denkt iets relevants te weten, lukt het haar toch niet. Het is alsof de mannen in een doorzichtige, afgesloten ruimte zitten. Misschien heeft ze ook geen zin om te praten. Misschien heeft ze helemaal geen zin in dit gesprek, maar omdat ze een vrouw is, doet dat niet ter zake. Ze moet eraan deelnemen omdat ze het niet hoeft.'
Lange tijd kan Mary geen letter op papier zetten, bang voor wat er los zal komen in haar geest, in haar geheugen: het verdriet om de moeder die ze nooit heeft gekend, om haar premature dochtertje. En diepere angsten, onverklaarbare duisternis. Rustig laat ze het verhaal rijpen, tot ze het monster in haar binnenste ('Het wil krijsen, het wil openscheuren. Het wil onafhankelijk van haar door de wereld stampen') eindelijk kan bevrijden.
Eekhout heeft heus haar huiswerk gedaan; de bronnen staan keurig vermeld in haar dankwoord. Maar ze springt, heel bewust, losjes om met de feiten. Een veelzeggend zinnetje uit datzelfde dankwoord: 'Naast al mijn verzinsels zijn ook veel dingen in dit boek wel gebeurd.'
De hele roman draait dan ook om de spanning tussen waarheid en werkelijkheid. En om de vraag wat het betekent om te scheppen - als vrouw, als moeder, als schrijver. Een van Eekhouts motto's, ontleend aan Mary Shelley zelf: 'Telling the best possible story matters more than the truth.' De uitspraak komt in vele vormen terug, soms wel erg nadrukkelijk. Zelfs een willekeurige kroegbaas laat even vallen dat verhalen nooit onzin zijn.
Het is een les die Mary leerde in Schotland, de andere verhaallijn in het boek. Tijdens een lang verblijf bij een kennis van haar vader en zijn gezin komt ze als 14-jarige voor het eerst in aanraking met een 'wereld waarin alles waar kon zijn'. Waar meisjes verliefd kunnen worden op meisjes, heksen misschien wel bestaan en vreemde experimenten plaatsvinden in een lab.
Hier had Eekhout helemaal de vrije hand - van deze periode bestaan geen dagboeken meer - en daar maakt ze gretig gebruik van: we krijgen Mary's eigen aantekeningen te lezen, compleet met gewichtige woorden en bakvissentaal.
Stilistisch laat Eekhout zich weleens gaan. De metaforen zijn vaak prachtig, longen 'vullen zich met nacht', maar een opgezwollen vulva als een 'trillende oester'? Mwah. Vooral wanneer de spanning oploopt, worden de zinnen steeds korter: 'Want ze wist het al.' 'Het is wakker.' 'Mary was alleen.' Effectief, maar op den duur een beetje irritant.
Maar verhalen vertellen kan ze. Eekhout houdt het spannend, suggereert veel, spelt weinig uit. Verslavend is het boek ook. Ik snap ze wel, die uitgevers in Frankfurt.
★★★☆☆
De Bezige Bij; 384 pagina's; € 24,99.
Verberg tekst