Zwarte september
Zwarte september
Zwarte september vertelt het verhaal van de twaalfjarige Gigio Bellandi in de zomer van 1972, aan de noordwestkust van Toscane. Hij ontdekt muziek, boeken, liefde, maar zijn onschuld wordt bruut verstoord door een tragische gebeurtenis. Rond Gigio vermengen slachtoffers en daders zich als onvergetelijke Veronesi-personages: zijn watersalamandervader, zijn leeuwinnenmoeder, zijn moedige zusje, en de twee die het meest van belang zijn voor zijn plotse bloei: zijn mysterieuze oom Giotti, en Astel Raimondi, het meisje met vlechtjes ‘zwart als zwarte onyx’ dat erin slaagt het onuitwisbare stempel van de liefde op hem te drukken.
Een halve eeuw later overdenkt Gigio zijn leven. In Zwarte september beschrijft Sandro Veronesi zoals alleen hij dat kan de kracht en het verlies van liefde en het vermogen om verdriet te overwinnen en verder te gaan. Maar Zwarte september is ook een roman over de suggestieve kracht van woorden (moeflon moeflon moeflon moeflon moeflon) en over de verleidelijke en levensreddende kracht van de taal.
Sandro Veronesi (1959) werd met romans als In de ban van mijn vader, Kalme chaos en De kolibrie wereldwijd een literaire publiekslieveling – en bestsellerauteur. Hij won in de loop der jaren verschillende grote prijzen. Hij is een van de twee schrijvers die tweemaal de Premio Strega wonnen, de belangrijkste literaire prijs van Italië.
Over De kolibrie:
Boek van het Jaar in Italië
Corriere della Sera
‘Een rijke en intrigerende roman van een schrijver die alles heeft gegeven wat hij in zich had.’
Het Parool
‘De lezer? Die wil als de bliksem verder, slaat de bladzijde om – en wordt beloond met een voortdenderende roman, Veronesi’s specialiteit. (...) Zijn melancholie is donkerder, zijn humor scherper.’
NRC ••••
‘Deze roman zou in de ruimte moeten worden gelanceerd om buitenaardse wezens te laten weten hoe we waren, hoe we zijn geweest, hoe we hadden willen zijn. Uit deze roman, vol toevalligheden en fatale en kwaadaardige botsingen, leer je de moeilijkste les van het leven: hoe je kunt sterven en toch kunt blijven leven. ’
Corriere della Sera
‘Veronesi is één van de grote componisten van de Europese literatuur. Ook De kolibrie is weer zo’n complex werkstuk dat vrolijk rondspringt in de tijd, maar nergens een moeilijke, bloedeloze constructie wordt. Integendeel, de verleiding zal groot zijn om De kolibrie in één koortsige ruk uit te lezen. Niet doen.’
HUMO *****
‘Het is een krachtige roman die betovert en beweegt op voorouderlijke en onvoorspelbare levenskracht.’
La Stampa
‘Beklemmend en ontroerend.’
Trouw
‘Zijn boeken treffen gevoelens die gisten en rotten onder de dagelijkse beslommeringen. (...) Veronesi trekt je ware ik los. De kolibrie is nog beter.’
de Volkskrant
‘Een krachtige roman.’
Il Sole 24 Ore Minder
Details
269 p.
Besprekingen
De Morgen
'Hoewel je je niet altijd kunt herinneren waarom je gelukkig was / Vergeet je nooit dat je het was', schreef W.H. Auden ooit, twee versregels die voor Gigio, de verteller van Sandro Veronesi's nieuwe roman Zwarte september, een levensmotto zijn geworden. Hij las ze toen hij op de middelbare school zat en nadien haalde hij ze te pas en te onpas aan. Hij liet ze zelfs op zijn visitekaartjes drukken. Om uit te leggen waarom die twee regels zo belangrijk voor hem zijn, neemt hij ons vijftig jaar mee terug in de tijd, naar 1972, toen hij 12 was en van een kind in een jongen veranderde.
Zoals elk jaar bracht Gigio de zomer door met zijn ouders en zijn vijf jaar jongere zus Gilda aan de Toscaanse kust in Fiumetto, waar ze een huis huurden van Lucide Raimondi en samen een - voor die tijd - nogal internationaal gezelschap vormden. Gigio's moeder was immers een roodharige Ierse vrouw, Lucide's vrouw was een Ethiopische met delicate vlechten. En dan was er nog hun 13-jarige dochter, Astel.
Het feit dat Gigio veel minder geïnteresseerd was in het spelen met zijn vrienden op het strand of in de branding dan in voorgaande jaren, had alles met haar te maken. Het viel haar immers meteen op dat hij opeens een krul in zijn haar had. Dat hij Engels kende en dus de songteksten van alle populaire platen voor haar kon vertalen, maakte zijn meerwaarde compleet. Maar er broeit iets, suggereert Veronesi in de eerste hoofdstukken. Die zomer van 1972 zal in meerdere opzichten een breuk met het verleden veroorzaken.
Pornoblaadjes
Net zoals in zijn vorige grote romans Kalme chaos en De kolibrie betoont Veronesi zich ook in zijn nieuwste een meester in het neerzetten van een tijdperk, en dat aan de hand van een paar briljant gekozen en meteen herkenbare details. De klikklakballen die Gilda cadeau krijgt van oom Giotti zijn daar een mooi voorbeeld van. Wie begin jaren 70 opgroeide, zal ze meteen herkennen: twee plastic ballen aan een touwtje van een centimeter of tien. De twee touwtjes zaten vast aan een ring waar je je vinger door moest schuiven, waarna je door op en neer te bewegen de ballen tegen elkaar kon laten tikken, met als doel dit zo snel te doen dat ze uiteindelijk zowel boven als onder je hand tegen elkaar ketsten. In de zomer van 1972 hoorde je dat tikken in heel Europa.
Maar Gigio zei het niets. Nee, hij zag op tv hoe Jacky Ickx op het circuit van Brands Hatch de motor van zijn Ferrari opblies, hoorde op de radio hoe Eddy Merckx met de tranen op de wangen een etappe won in de Tour de France en volgde ondertussen ook nog eens het WK schaken in Reykjavik, waar Boris Spasski, afgelopen week overleden, de duimen moest leggen tegen Bobby Fischer. Al kwamen die sportieve interesses danig onder druk te staan door zijn opspelende hormonen. Zelfs het verzamelen van Panini-plaatjes voor zijn album, gewijd aan de Olympische Spelen van dat jaar in München, schoot erbij in. De pornoblaadjes die hij bij de kapper achter de toonbank vond, leken heel wat fascinerender.
Veronesi strooit zijn fraai beschreven puzzelstukken welig in het rond. Hoe de ramp die op Gigio afkomt eruit zal zien, weet hij perfect verborgen te houden, en als lezer kun je je daarbij alleen maar afvragen wat bepaalde details, zoals de uitspraak van Gigio's moeder dat die verdomde vent zijn verrekijker in zijn reet kan stoppen, te betekenen hebben. Maar in feite maal je daar ook niet om, want Veronesi weet het allemaal zo knap in zwierige volzinnen te verpakken dat je hoopt dat er nooit een einde zal komen aan het boek. Maar dat gebeurt natuurlijk wel, en zo moet het ook, lezen we, want dat is de enige manier waarop Gigio zijn bestaan weer zin kan geven: 'Dit is het leven... Liggen alle stukjes verspreid op de grond? Oké, jongen, het enige wat je kunt doen is het weer in elkaar zetten, zo goed en zo kwaad als het gaat. En als je niet alle stukjes kunt gebruiken, is dat jammer.'
Vermoorde fascist
En zo zijn er wel meerdere stukjes waar je als lezer niet meteen blijf mee weet. Wat bijvoorbeeld te denken van de politieke realiteit die keer op keer in de roman inbreekt? Gigio's vader is immers een advocaat van socialistische signatuur die een aantal gezagsdragers uit Viareggio verdedigt tegen beschuldigingen van kindermisbruik. En wat met de 'fascist' die vermoord wordt in zijn kantoor? Om nog te zwijgen van de aanslag op het olympisch dorp in München natuurlijk, waarbij negen Israëlische atleten, vijf terroristen en twee Duitse agenten omkomen. De organisatie die de mislukte gijzeling opeist, draagt de naam Zwarte September. Is het meer dan sfeerschepping in de roman, of heeft het een wezenlijke betekenis?
Voor Gigio, die zich vijftig jaar na de feiten afvraagt of hij had kunnen vermijden wat er toen gebeurde en waardoor zijn leven een volstrekt nieuwe, rampzalige wending kreeg, alvast wel. Het hangt allemaal samen en echte schuldigen zijn er niet, besluit hij, met een vergevingsgezindheid die een massa levenservaring verraadt. 'Hoewel je niet kunt vergeten dat je ongelukkig was,' geeft hij een draai aan de regels van Auden, 'wil dat niet zeggen dat je je voor altijd moet herinneren waarom.'
De Standaard
Zou Sandro Veronesi last hebben van heimwee naar vroeger? De Italiaanse bestsellerauteur, bekend van internationale successen als Kalme chaos en De kolibrie , situeerde zijn romans tot nu toe steevast in het heden, maar in Zwarte september keert hij vijftig jaar terug in de tijd, toen het leven nog goed was, de zomers eindeloos leken en de mensheid nog een toekomst had.
In de zomer van 1972 brengt de twaalfja- rige Gigio samen met zijn ouders en zijn jongere zusje Gilda een paar maanden door in de Toscaanse badplaats Fiumetto. Zoals ieder jaar huurt het gezin er een vakantiewoning van Lucide Raimundi. Weldra zal de oliecrisis van 1973 een einde maken aan het miracolo italiano, maar voorlopig floreert de economie en geniet de protagonist met volle teugen van zijn kindertijd. Gigio is er zich niet van bewust, maar boven zijn hoofd pakken zich donkere wolken samen. De jongen bevindt zich, net als de Italiaanse samenleving, in een overgangsperiode, staat op het punt de grens van kindertijd naar puberteit over te steken en Veronesi heeft een bijzonder traumatische overgang voor hem in petto. Zwarte september opent als een onschuldige coming-of-ageroman, maar schijn bedriegt.
Zwart als zwarte onyx
Gekluisterd aan radio en tv volgt hij de prestaties van Eddy Merckx die de Tour de France wint, Franco Bitossi die met een banddikte het WK wielrennen verliest, Jacky Ickx die aan de haal gaat met de Duitse Grand Prix en Bobby Fischer die op het WK schaken de vloer aanveegt met Boris Spassky. En, last but not least: hij wordt verliefd op de dertienjarige Astel Raimondi, met haar vlechtjes “zwart als zwarte onyx”. Tot zijn stomme verbazing is dat wederzijds. Hij kan zijn geluk niet op, tot een stel Palestijnse terroristen op de Olympische Spelen in München een bloedbad aanrichten. In een paar dagen tijd wordt de vaste grond onder Gigio's voeten weggeslagen, want ook op persoonlijk vlak wordt het een inktzwarte september.
Veronesi grijpt de lezer in zijn nekvel en laat hem pas los op de allerlaatste pagina. De ingenieuze compositie heeft hij naar verluidt afgekeken van The dead van James Joyce, volgens hem het beste verhaal ooit. Aan een paar welgemikte details heeft deze meesterverteller genoeg om een heel tijdperk te laten herleven. Hij laat zijn passie voor lijstjes, sportprestaties en anekdotes over atleten de vrije loop, al zijn niet alle uitweidingen even functioneel. Hier en daar valt er een mus van het dak, maar “het heeft geen zin om het te proberen te begrijpen”, vindt Gigio. “Je moet het accepteren, zo simpel is het.”
Veronesi probeert door het schrijven van romans orde te scheppen in de chaos van het leven, maar misschien was het hem deze keer toch meer om de sfeer van die zorgeloze tijd te doen. Het is de nostalgie van de schrijver die de grote kracht van Zwarte september uitmaakt.
De Volkskrant
Makkelijk is het wel: Sandro Veronesi, internationaal vermaard schrijver en tweevoudig winnaar van de chique Premio Strega, kiest voor zijn romans veelal hetzelfde motto: 'I can't go on. I'll go on.' Deze slotwoorden van Samuel Becketts roman The Unnamable drukken voor de Italiaan, zoals hij in interviews vaak toelicht, 'de onmogelijkheid van het menselijk bestaan' uit. Alles zit erin.
Meestal is dat motto direct van toepassing op Veronesi's personages. Van de succesvolle veertiger die plotseling zijn vrouw verliest in Kalme chaos (2005) tot de getuigen van een bloedbad in XY (2011) en de sullige antiheld in De kolibrie (2019): ze proberen allemaal door te gaan met hun leven terwijl dat eigenlijk niet kan.
Ook in zijn nieuwe roman, Zwarte september, grijpt de schrijver terug op dit lievelingsmotto. Maar nu is het eens niet zo toepasselijk. Anders dan gebruikelijk bij Veronesi speelt dit boek nadrukkelijk in het verleden, in de zomer van 1972 aan de Toscaanse kust, waar de verteller met zijn ouders en zusje de vakantiemaanden doorbrengt. Vanuit een weinig specifiek heden blikt deze Gigio terug op zijn 12-jarige zelf.
Al snel wordt duidelijk dat zijn leven na een raadselachtig voorval radicaal van richting zal veranderen. Over wie hij is geworden ná dat keerpunt, valt weinig te vertellen, en dat wil Gigio dan ook niet: 'Ik zou degene kunnen zijn die naast je zit in de bus, de ober die je pizza brengt, je apotheker, de postbode, de priester die je de biecht afneemt of de automobilist die je bij het stoplicht uitmaakt voor alles wat lelijk is. Stel je mij voor als een van hen, dat vind ik prima.'
De moeilijkheid zit hem voor Gigio in het verleden. Hij kan niet precies terughalen wie hij was in de zomer van 1972, daarvoor is zijn geheugen te gebrekkig, maar hij probeert het toch. Het doel van deze exercitie: nagaan of hij iets had kunnen doen om 'de loop van de gebeurtenissen' te veranderen. Welke gebeurtenissen dat waren, onthult hij pas tegen het einde, bijna vluchtig, slechts gevolgd door een korte epiloog.
Als alleen de belofte van deze climax de plot had moeten dragen, was Zwarte september een saai en onevenwichtig boek geworden. Niet de naderende ontknoping houdt Zwarte september interessant, maar het jongensleven dat de schrijver onderweg optrekt.
Zoals vaker bij Veronesi is het vertellen zelf een onderwerp van uitbundige reflectie: het is voor zijn personages een manier om verbanden te ontwaren die anders verborgen zouden blijven. Gigio's herinneringsarbeid dwingt hem tot uitweiden en vertragen. Veronesi maakt van hem een hyperbewuste verteller, die steeds zijn overwegingen deelt en zich zelfs excuseert wanneer hij per ongeluk afdwaalt naar zijn huidige, weinig opzienbare bestaan.
Aan het naderende onheil blijft Gigio ons herinneren: zijn 'zwarte september' heeft weinig van doen met de terroristische groepering die, ook in de zomer van 1972, elf Israëlische atleten vermoordde op de Olympische Spelen in München. Aan het Toscaanse strand dringt het nieuws wel door, maar alleen als verre, omineuze woorden uit een transistorradio, waarvan de 12-jarige nauwelijks beseft wat ze betekenen. Wat weet hij van antisemitisme, van geopolitiek? Zijn dagen draaien om zonnebrand, verveling, strips en sportuitslagen - het enige nieuws dat hij wél op de voet volgt.
Zo vormt zich een leventje dat bestaat uit 'kleine dingen', zoals de volwassen Gigio ze noemt. Minutieus reconstrueert hij de lome uren onder de parasol, welke elpees hij draaide (Cat Stevens, Led Zeppelin, Harry Belafonte), de tussenstand in de Tour de France. De opzienbarende schaakpartij tussen Boris Spassky en Bobby Fischer in Reykjavik volgt Gigio via een witte radio 'waaruit vooral de stilte klonk (...) af en toe geschonden door een paar telegrafische zinnen in het Spaans, om duidelijk te maken dat de verbinding niet was verbroken'.
Al die scherp opgetekende details gaan geen moment vervelen. Liefst vier vermakelijke pagina's trekt Veronesi uit om de geur van die zomer te omschrijven: een combinatie van plastic ('want de jaren zeventig waren de jaren van het plastic'), rubber, nylon en uitlaatgassen, geurend gemaakt door 'de loodrechte stralen van de zon die, terwijl ze het zand verzengden en de horizon deden trillen, het hars deden koken, op het polymeer beukten en de kleurstoffen prikkelden in die oneindige zee van synthetische voorwerpen'.
Gigio's roodharige, Ierse moeder, heeft aan het strand veel bekijks. Zijn Italiaanse vader is een succesvolle advocaat die zijn gezin vooral in het weekend met zijn aanwezigheid vereert. Dit jaar komt hij opvallend weinig langs, naar eigen zeggen door drukte op zijn werk. Gigio ligt er niet wakker van: hij is in beslag genomen door zijn eerste verliefdheid op het rijke, half Ethiopische buurmeisje, met wie hij Engelse popliedjes vertaalt en door de kamer danst.
Dat Zwarte september zoveel meer biedt dan jarenzeventignostalgie en tienersentiment, heeft alles te maken met de zelfbewuste verteller, die de roman van een welkome extra laag voorziet. Hij beseft ook dat de wederwaardigheden van zijn vroegere ik wat onbenullig lijken, maar hij beschrijft ze niet zomaar. Zoals de aanslag in München voor Gigio slechts een verre echo van iets akeligs was, drong ook zijn persoonlijke rampspoed niet meteen in volle omvang tot hem door, omdat hij te druk was met schakers en wielrenners en meisjes. Die benijdenswaardige argeloosheid heeft Veronesi uitstekend getroffen.
Knack
Iedereen heeft er wel een in zijn kennissenkring: een langdradige maat. De cafévriend die na een yogaweekend in de Ardennen de hele retraite van naaldje tot draadje, van zweethut tot dauwtrip, uit de gebatikte doeken doet – terwijl jij je eerste biertje nog moet bestellen. De vriendin die op een terras aan een ellenlang verhaal begint over die keer dat ze naar Ibiza vloog en het avontuur begon al in de taxi naar haar B&B want, even luisteren, dit is echt belangrijk, het wordt straks duidelijk, zonder de aanloop zal je de pointe nooit snappen. Maar de pointe komt maar niet en de zijsprongen – ‘En in die club dachten we David Guetta te spotten, maar het was David Guetta helemaal niet’ – stapelen zich op, en ondertussen wordt haar matcha met havermelk koud, en durf jij uit beleefdheid niet naar de wc.
In zijn nieuwe roman Zwarte september laat de Italiaanse romancier Sandro Veronesi exact zo’n vriend aan het woord. Gigio Bellandi kijkt vol melancholie terug op de zomer van 1972, toen hij twaalf was en vakantie vierde aan de Toscaanse kust. Daar huurt zijn vader, een advocaat, jaarlijks een klein huis waar Gigio samen met zijn zusje en zijn moeder de warme dagen verbeuzelt. Gigio is op dat moment bezeten door sport, dus krijgen we een uitgebreid verslag van zijn liefde voor Juventus en zijn fascinatie voor Eddy Merckx en Jacky Ickx. Daarnaast volgt hij de beladen schaakpartij tussen Boris Spassky en Bobby Fischer en gaan in München de Olympische Spelen van start.
Tussen alle Sporza-reportages door hangt Gigio rond op het strand waar hij zijn oog heeft laten vallen op Astel, een Nubische schoonheid die zijn hormonen op hol doet slaan. Maar er is ook het Grote Drama dat al vanaf de openingspagina opdoemt. Of liever: straks zál opdoemen. Gigio gaat je er alles over vertellen, maar om dat naderend onheil goed te snappen moet je eerst begrijpen wie oom Giotti is en wat hij precies heeft mispeuterd in de VS, en dan is er ook nog meneer Raimondi, en… Je begrijpt onderhand dat Veronesi hier een uitgekiend spelletje worteltje-ezeltje speelt.
Toegegeven: Veronesi’s uitstelgedrag gaat na een poosje op de zenuwen werken. Je weet dat je beetgenomen wordt en dat je geacht wordt je neer te leggen bij Veronesi’s literaire techniek, maar na een honderdtal pagina’s voelt het toch vooral als een gimmick. Veronesi is een begenadigd verhalenverteller – hij zou ons 1001 nachten aan het lijntje mogen houden – maar Zwarte september leunt te zwaar op de twaalfjarige schouders van het hoofdpersonage. Zo boeiend zijn knikkers en ijsjes en voetballers nu ook weer niet. Toch volg je gedwee Veronesi’s broodkruimels want mensen zijn in wezen nieuwsgierige aagjes. De vraag is alleen hoeveel geduld je wil opbrengen tot de Grote Dramatische Finale.