New York als het decor van de levens van moderne 'bevrijde' vrouwen kennen we uit tv-sitcoms als 'Girls' en vooral 'Sex and the City', een serie die overigens niet altijd even hoopvol stemde over die vrijheid van de vrouw gezien de seizoenen lange speurtocht naar Mr. Right en het oeverloze getob over schoenen en tassen.
Schrijfster Vivian Gornick (1935) verwijst er in de titel van haar recente memoir naar, 'The odd woman and the city', een verwijzing die in de Nederlandse vertaling 'Een vrouw apart en de stad' weer verloren gaat. Over 'Sex and the City' heeft Gornick het verder ook niet, wel over 'the city' en ook over de 'bevrijde' vrouw die ze liever 'odd' zou noemen, apart, excentriek, een term die ze ontleent aan de Londense blauwkousen in de door haar bewonderde 19de- eeuwse roman 'The Odd Women' van George Gissing: werklustige, creatieve vrouwen die zich verre hielden van 'de slavernij van het huwelijk' en het moederschap.
'Odd' klinkt als een prima geuzennaam voor de Amerikaanse die in dit levendige memoir, waarin je de fraaie inzichten blijft onderstrepen, haar eigen leven in New York onder de loep neemt. Ook Gornick, tweede golf feminist, leefde zo'n ongebonden leven al was dat niet zo'n bewuste keuze eerst, meer een vorm van ongemak die steeds weer tussen haar en de uitverkoren geliefde kwam. Ze trouwde rond haar dertigste maar scheidde weer, verhoudingen daarna liepen spaak. Met haar homoseksuele beste vriend Leonard, met wie ze lange gesprekken voert op hun wandelingen door New York, bespreekt Gornick hoe ze als jongeren een blauwdruk misten. "Vijftig jaar geleden stapte je in een kast waarop 'huwelijk' stond", zegt Leonard. "Een vrouw stapte in een jurk genaamd vrouw, en de man stapte in een pak genaamd man. Tegenwoordig maken we geen overstap meer. We staan hier naakt."
'Naakt' toont de schrijfster zich in dit boek, kwetsbaar en wijs. Gornick filosofeert over eenzaamheid, vriendschap, hoe het verlies van de geïdealiseerde 'Prins Passie' pijnlijk is maar ook onvermijdelijk. Ze laat zien hoe ongebondenheid marginaal doet voelen én vrijheid brengt, (zelf)inzicht, ruimte voor andere soorten relaties, intensieve vriendschappen, zoals de vriendschap met beste vriend Leonard die haar keer op keer gretig aftroeft in ongenadige zelfanalyse.
En last but not least filosofeert Gornick over 'the city', een belangrijke bron van inspiratie in schrijven en leven, de eigenlijke romantic lead in dit boek, New York: de natuurlijke habitat van de dwaler en zoeker."Naarmate ik mezelf steeds meer naar de sociale marge zag opschuiven was niets zo heilzaam voor mijn kwade en bittere hart als een wandeling door de stad", schrijft Gornick. "Om op straat de vijftig verschillende soorten manieren te zien waarop mensen worstelen om mens te blijven."
De grote stad spiegelt de rusteloosheid, de veranderlijkheid in leven en relaties, maar biedt ook troost, gevoelens van verbondenheid. Gornick denkt na over de betekenis van voorvallen onderweg, scheldpartijen in de bus, afgeluisterde gesprekken. "De straat blijft in beweging en daar moet je wel van houden", schrijft ze. "Je moet de melodie van het ritme ontdekken. Het verhaal uit de beweging lichten, begrijpen en niet betreuren dat de ontwikkeling van de plot makkelijk ontspoort."
Ontroerend is bijvoorbeeld de korte ontmoeting met een oude man die ze over een houten plank over pas gestort beton helpt. Ze voelt zijn verrassend krachtig en helder uitgesproken 'dank u' de rest van de dag door haar aderen stromen. "Te midden van Amerikaanse disfunctionaliteit, wereldwijd geweld en persoonlijke afweer hadden wij ons beiden simpelweg helemaal gezien geweten door de ander."
Die dynamiek tussen de 'odd woman ' en de 'city' vormt ook de bron van het zojuist vertaalde 'De breedsprakige dame' van Maeve Brennan (1917-1993), als grotestadschroniqueur een van Gornicks voorgangers. Onlangs gaf Athenaeum al een roman en een verhalenbundel uit van deze herontdekte Iers-Amerikaanse schrijfster, nu vertaalde Rosalien van Witsen haar columns uit de jaren vijftig en zestig, destijds gepubliceerd in The New Yorker. Gedetailleerde stadskronieken zijn het en voor de lezer van nu is het alsof je naar de zwart-witfoto's van New York van fotografen van weleer kijkt: Helen Levitt, Berenice Abbott.
Anders dan Vivian Gornick laat 'vlieg op de muur' Brennan over zichzelf weinig los maar scherp en dichterlijk observeert ze stadse taferelen: een gekwelde buschauffeur te midden van een groep verontwaardigde vrouwen met zomerhoedjes, een man die de hele dag zijn haar kamt, een trombonist op het dak van 48th Street. Ze observeert ook de veranderingen in gebouwen en straten, kantoren die oprukken. "Manhattan bergt een geheim in zich", zo duidt ze haar eigen fascinatie. "Iets dat ons bindt aan dat eiland; iets onrustigs en rusteloos, iets wat het met ons deelt hoewel we het niet mogen begrijpen." Heerlijk Esther Gerritsen-achtig is de column 'Trein A' waarin de vertelster vertwijfeld raakt nadat ze het aanbod van een man om voor haar op te staan heeft afgeslagen met de opmerking dat ze er al de volgende halte uit moet, om als blijkt dat ze zich daarin vergist heeft, te overwegen om toch uit te stappen om verder sociaal ongemak te vermijden. Geestig is ook de column over filmsterren in het wild die de vertelster onbekommerd aanstaart tot ze zelf wordt benaderd door een klein meisje dat een handtekening van haar wil omdat ze denkt dat Brennan actrice Mary Astor is. De moeder is geërgerd als Brennan weigert te tekenen: "Het was helemaal mijn schuld. Ik was zomaar iemand geweest, maar nu was ik alleen maar niet iemand."
Enig geduld vraagt deze 'breedsprakige' dame wel: 'long winded' heet ze in het Engels, lang van stof. Maar Brennans minutieuze beschrijvingen bedwelmen ook. En je nieuwsgierigheid naar deze bijna obsessief registrerende auteur groeit: redacteur van het gerenommeerde The New Yorker maar ook een zwerfster die voortdurend verkast, van hotel naar appartement en terug, die overal alleen aanschuift aan bar en restauranttafel. Een vrouw met wie het in werkelijkheid niet goed afliep, zo vertelt het nawoord van vertaalster Rosalien van Witsen. Brennan eindigde 'odd' in de verkeerde zin van het woord; verward, gediagnosticeerd met schizofrenie maakte ze lang na haar vertrek nog haar opwachting bij het kantoor van The New Yorker. Nadat ze daar een keer de boel had vernield, kreeg de receptioniste de opdracht haar niet meer binnen te laten.
Zo loopt het gelukkig niet af met Vivian Gornick, die nog steeds schrijft en wier werk terwijl ze de tachtig al is gepasseerd door steeds meer mensen gelezen en gewaardeerd wordt. Lees je Gornick en Brennan kort na elkaar dan ben je geneigd daar vooruitgang in te zien: de 'odd woman' is in opkomst, de marge verschuift naar het centrum, zoekt het volle licht op.
En nergens kan dat beter dan in New York, waar zelfs de toeristen geen hinderlijke anomalie vormen, maar opgaan in ritme en beweging van de grote stad. Lees deze boeken en je wilt er per ommegaande heen, in je uppie.
Verberg tekst